D. Financiering
Inleiding
De wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO) vormt het wettelijke kader voor de financiering. Deze wet is gericht op het bevorderen van de kredietwaardigheid en transparantie van het financieringsbeleid.
In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Afhankelijk van de hoogte en de verwachte duur van een liquiditeitstekort of
-overschot wordt vermogen tijdelijk of langdurig aangetrokken. Het uitgangspunt bij het aantrekken van vermogen is dat de kasgeldlimiet optimaal benut wordt door zoveel mogelijk kort vermogen aan te trekken. In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel in de schatkist aangehouden worden. Bij het aantrekken van korte leningen (met een looptijd tot 1 jaar) mag het gemiddelde saldo per kwartaal de kasgeldlimiet niet overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande leningenportefeuille (looptijd 1 jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm. Daarnaast wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan risicobeheersing (met name rente- en kredietrisico) en het kasbeheer. Deze paragraaf is opgesteld op basis van de informatie zoals deze begin september 2019 beschikbaar was.
De berekeningen van de leenbehoefte en rentekosten kunnen in de praktijk afwijken. Zo is het werkelijke investeringstempo van belang. Nieuwe beleidskeuzes (met name bij investeringen) gedurende het jaar hebben effect op de berekeningen. Ook verschillen in begrote inkomsten (bijvoorbeeld grondverkoop, rijksbijdragen) hebben effect.